'Ja, pa' en 'neen, vader', denk ik vaak. Ik ben te lang, te veel ingehouden door wat u mij altijd zei. Het is waar, ik ben een reclamevrouw, een copywriter, ik bedenk slogans: korte en krachtige zinnen, die treffend moeten zijn. Ik mag niet bloggen van hem. Daarom juist dat ik ermee begon. Maar ik leer nog, ik ben nog zoekende, ik heb mijn eigen veilige thuishaven nog niet gevonden. Ik leef onder zijn dak. Ik ben zijn kind. Hij is de man van de eeuwige 'negatieve stimulans' of 'opbouwende kritiek'.
Ammehoela, ik doe wat ik wil. Ik moet helemaal niks. Ik moet leren op mijn eigen benen staan. Ik trek me niks aan wat anderen over me denken, maar als het over mijn vader gaat: Oh God, dan moet ik plots denken aan al die 'Onze Vaders' die ik in een nonnenschool heb moeten meezingen. Iedere week, iedere ochtend, iedere dag van mijn jong bestaan. Oostindisch doof ben ik ervan geworden. Eigenlijk bid ik niet. Ik geloof niet in bidden. Ook niet toen hij kanker kreeg. Ook niet toen ik dacht dat het misschien een verschil maakte. Ook niet toen ik hoorde wat ik altijd heb geleerd: 'Onze vader, die in de hemelen zijt...' Die bijbeltaal alleen al, vind ik verschrikkelijk. Mijn vader is nog niet in de hemel. Gelukkig maar. Maar die kanker is wel een verschrikkelijke ziekte. Hij is plots oud geworden. De levenslust is soms zoek. Mocht ik weten dat het hielp, ik zou alle woorden zoeken ter zijn genezing. Dictees lang zou ik voor hem maken, opdat hij altijd leven mag en me altijd mag vertellen wat ik beter kan. Onze vader, hij die altijd alles beter kan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten