vrijdag 20 augustus 2010

Taaljunkie

De toetsen van het klavier zijn geel geworden. Haar vingers schuiven over de ooit eens witte knopjes van een MacBook. Met harde toetsen slaat ze de knopjes aan, ze zoekt naar woorden. Ze is een taaljunkie. Hij ook. Ze schuimen de straten af, op zoek naar letters, woorden die zinnen vormen en zien poëzie in het straatleven van alledag. Ook in hun virtuele wereld surfen zij op zoek naar woorden, verhalen die soms niet kunnen, poken, porren, taggen, chatten, omdat het niet mag.
Zoekend naar de juiste bestemming, vinden hun woorden een weg. Ze nemen elke hoofdweg, elke zijstraat opweg naar hun dromen, die voor hen hun autosnelweg is. Ook al is die weg niet altijd duidelijk, soms zijn ze blind. Soms zijn ze doof en kunnen ze de signalisaties niet lezen, de stemmen niet horen, ze vinden wel hun weg. Ze zwemmen, galopperen, draven maar door. Soms klinkt het echt gezever, het zijn maar woorden, die ik hoor.
Zij wandelt rond op verlaten pleinen waar d's en t's verscholen liggen in het beetje gras. Gelukkig heeft het stadspark groen en liggen daar de letters die margrietjes laten bloeien, die de wind streelt en ze laat buigen in het gras. Tussen de klinkers vindt ze medeklinkers, aan de kerk hangen klinkers en bellen soms luid en vol vreugde, zoals haar dag steevast begint. Het is maar wanneer de honger is gekomen, dat hij op zoek gaat naar een café, naar een pint. Verstrooiing is het medicijn die hen even soelaas biedt. In al hun woorden liggen liefde, omdat ze niks anders kennen dan slechts dit. Ook al is het voor velen alles, het is daar, in de straten dat het is. Met trots en fierheid spreekt ook hij, hij die een gebouw der letteren is. Hij vertelt haar de volgende woorden, die zij schrijft in een gedicht.

Daar ga je
loop je me voorbij
jij
met je stoere
cowboylaarzen
en je hoed
met je krant
onder de arm
met je hond
aan de lijn

jaren
sta ik hier te staan
wachtend tot jij me ziet

en als de avond valt
dan kom jij me strelen
met je sterke handen
en je leunend lijf
met mijn woorden
wis ik je pijn
schuilend tegen de nacht
en dovemansoren

ik ben er voor jou

ik heb
altijd
op jou gewacht.

Bij fonkelende sterren die na de regen de straten, stadspleinen en dakpannen doen glimmen, duikt zij in haar dromen. Haar woorden doen haar reizen, daar waar anderen overdag zijn geboren. Zij fladdert er doorheen. Wanneer ze wakker wordt, de geur van verse zomerregen als koffie haar zintuigen streelt, gaat ze terug achter de MacBook wild tekeer. Gelukkig zijn de letters, woorden en zinnen tussen het zwarte asfalt teruggekeerd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten