dinsdag 10 augustus 2010

Tranendal

Verdriet. We huilen om herinneringen die we niet kunnen vergeten. We wenen vaak niet op de juiste momenten. Zij huilt vaak stilletjes vanbinnen. Soms huilt ze hardop, maar dan is ze ook alleen. Ze huilt omdat dat moet. Mocht ze het niet doen, dan kan ze niet groeien. Ze is geen ijskoningin, ze is sterk, moedig, krachtig en menselijk. Huilen is menselijk. Het is ook een taboe, het hoort niet, het mag niet, mensen weten niet hoe ze erop moeten reageren. Terwijl iemand die huilt omdat ie alleen is, net een schouder nodig heeft. We zoeken allemaal wel eens een schouder om op te huilen. Alleen, die schouder is er niet. We spartelen alle dagen onze eigen smartgevoelens door. We worden geboren, geworpen op deze wereld: huilend.
We schreeuwen als we onze vingers tussen de deur kregen als klein kind. We huilden ook toen onze teddybeer door het openstaande raam vloog opweg naar Zuid-Frankrijk in de auto. We weenden toen we voor het eerst naar school moesten en onze moeder ons achterliet, alsof ze ons nooit meer zou komen halen. We huilen: als de hond of de goudvis sterft, de kat is zoek geraakt. Als we het WK verliezen, als onze buurman onze boom heeft omgehakt. Als je een geliefde verliest, waarbij je aan hun doodsbed stond, vertellende dat je iets van je leven zou maken, opdat je hoopte dat er ergens een plek bestaat waar ze op je toezien. Als je de top hebt bereikt en daar helemaal alleen staat. Ze huilde ook toen het nacht werd, omdat ze alleen in bed lag. Ze huilde toen het het weer dag werd en de zon scheen. We huilen allemaal. Nu huilt ze omdat hij is vertrokken en dat wel voorgoed zo lijkt. Het lijkt alsof hij is doodgegaan. Ook al laat je best geen traan als vrouw, wanneer een klootzak je laat stikken. Maar ook hij huilt. Hij huilt omdat hij niet gelukkig is. Omdat hij niet het leven van zijn hart volgde. Hij huilt omdat zijn vader is gestorven en dat hij daar niks kon aan doen.
De levensgang, we trappelen allemaal verder. We staan in de rij tot wanneer er verlossing komt. Maar de verlossing is er niet. De trein stopt, je stapt op en hij vertrekt. Soms blijf je op het perron staan, wandel je verder. Hij huilt omdat hij ook alleen is. Samen huilen ze, omdat ze geen vrienden hebben die er op die momenten voor ze zijn. Ze hebben vrienden die hen pretsigaretten aanbieden omdat ze denken dat ze dat leuk vinden. Ze hebben vrienden die ze bellen waarbij ze op de achtergrond alweer blèrende kinderen horen. Ze hebben vrienden die zich in een roes verdrinken. Ze hebben vrienden die vreemdgaan met hun vrouw. Ze hebben vrienden die geld van ze lenen, maar die nooit hun geluk terugbetalen. Ze hebben vrienden die te dom zijn en niet beseffen welke pijn ze aanrichten. Ze laten hen best allemaal gerust. Het zijn geen vrienden. Het zijn mensen. Mensen die allemaal om te huilen zijn. Maar ook dat zijn geen mensen, het zijn zelfs geen dieren. Het zijn: onderbroekenlolbroeken, katinhetdonkernijpers, kneuterdijkers, clitorisridders, rednecks, stieremelkers, kopstootkampioenen, keverzamelaars, luldebehangers, kruimeldieven, emotrutten, kutafgravers, sigarenmasturbanten, hulpbrandweerlieden, teutenlijders, zultkoppen, onderboekremspoorruikers, ziftkoppen, huppeldepuppies, blafschijters, scheefneukers, kasplantjes, piromaanzieken, schurftlikkers, kontlussers, reetscheefzakkers (en bedenk er zelf ook nog maar een paar).

Ze neemt een zakdoek en snuit haar neus. Ze huilt wanneer ze muziek hoort. Ze huilt wanneer ze de vogels in de lucht ziet vliegen. Ze huilt omdat hij niet bij haar is. Ze huilt omdat ze niemand kan bellen. Ze huilt omdat ze verdrietig is. Ze huilt, ze huilt, ze huilt.
Tranen met tuiten om herinneringen. Zaken die ooit eens mooi zijn geweest. Tranen die wel alle geluk kunnen omvatten, opdat ze uit haar lichaam gaan en haar geest zich heldert, open voor nieuwe herinneringen. Haar blik is op zijn mooist al ze heeft gehuild. Ze kijkt in de spiegel en ziet haar verdriet. Ze wast haar gezicht met een koud washandje en zoekt troost in de handdoek, die haar niet verliet. Ze gaat wat wandelen, staart wat in het rond. Ze kijkt naar de dingen, die maken haar terug gezond. Ze eet een appel en proeft de smaak. Het huilen is over, het is overgegaan. Zo sterft iedereen elke dag wel een keer: huilend, schreiend, grienend, jankend, snikkend, schreeuwend, grijnzend, snotterend, miepend, brullend, brielend, ja, we wenen bittere tranen van verdriet. We modderen aan, bang om beslissingen te nemen, niet wetende waar de weg ons verder brengt. Maar eens stopt het huilen. Eens stopt het. Gelukkig maar. Ook dat, gaat voorbij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten