maandag 2 augustus 2010

Een door de weekse dag

Hij dronk graag een goed glas wijn. Hij genoot ervan op een regenachtige middag onder de luifel van het terras van café Den Hopper, waar menig artiesten kwamen en zich even van hun dagelijkse beslommeringen ontdeden. Hij rook daarbij een sigaar van Nederlandse makelij, waarvan de gedroogde bladeren met liefde waren gerold in de Dominicaanse Republiek. Starend naar de trappen van het Museum, waar enkele duiven voorbij vlogen, zich haastend voor de druilerige regen, opzoek naar een beschermende plek.
Hij had vakantie, gelukkig even weg van zijn werk, die hem soms intriest maakte, hij deed veel dingen die hij eigenlijk niet was.
Zij dronk nooit. Ze proefde sporadisch eens wat champagne of wijn bij bijzondere gelegenheden, maar het smaakte haar niet echt. Toen ze zeventien was werd ze ziek. Ze kreeg de ziekte van Crohn en was gekluisterd voor enkele maanden aan een ziekenhuisbed. Toen ze later ging studeren aan de universiteit en haar vrienden en vriendinnen cantussen hielden waarbij bier rijkelijk vloeide, zat zij in haar bed met een goed boek. Ze vond zichzelf een seut, want ze hoorde er niet echt bij. Eens had ze zich laten gaan en dronk ze enkele jenevers op een vergeten fuif. Toen ze die avond haar bed in lag, grinnikend omdat de muren en de hemel draaiden, viel ze alsnog in slaap.

Toch hing er iets in de lucht die middag, toen zij haar paraplu de lucht instak.
Ze liep richting het Museum voor Schone Kunsten, ze wou het werk van Edgard Tytgat 'De beeldhouwer verenigt zijn liefdes' zien, als inspiratie voor een tekening die ze maakte. Ze had dorst. Ze besloot eerst nog wat te drinken voor ze naar het museum ging, het was 15u04 op de display van haar mobieltje.
Ze nam plaats onder de luifel, vlak naast hem, die genietend van een luie dag zijn Balmoralrook uitblies.
Ze bestelde een koffie, hij nipte van zijn rode wijn. Ze grabbelde in haar tas naar haar pakje Marlboro Gold, haalde een sigaret uit en zocht een vuurtje. Hij nam zijn aansteker en lichte haar sigaret aan. Ze glimlachte en aarzelend zei ze: 'Merci.'
Haar blauwe ogen glinsterden toen hij zei:
'Wat een weerje hé, op deze zomerse dag.'
'Ja, de regen wast de stenen mooi, de straten zijn verlaten, ik dacht, ik verdwaal maar even in de stad.'
Hij glimlachte en zei:
'Vooral hier aan Den Hopper, verdwaalt een mens soms het best.'
Ze spraken over koetjes en kalfjes, maar in hun stemmen lag een waarheid, wat al lang niet meer gezegd was.
Ze zei:
'Smaakt dat wijntje jou een beetje?'
'Ja, ontzettend, wil je even proeven van mijn glas?'
Even raakte zij zijn handen, die het glas omringde en met niks dan liefde proefde zij de rode wijn, het glas, dat net nog zijn lippen had gestreeld, ze proefde zijn bitter verlangen, waarom hij net op het terras zat.
Ze dacht niet aan het schilderij van Tytgat en liet de tijd verdwijnen. Zo leerden ze elkaar kennen, op een gewone door de weekse dag.
Ze luisterden naar elkaars verhalen, lachten en ze dronk nu wel de wijn, die haar eens niet kon verblijden, nu haalde ze verloren smaken in en ontdekte een nieuw begin.
Hun ontmoeting was zo zelden, zo een waarvan je zegt 'het klikt', zo tussen een middag en een avond, op een terras in de stad die even van hen alleen was. Ze rookten samen, tikten het glas, hij kreeg een rilling, zij wist dat ze tevreden was. Haar inspiratie overkwam haar, zij kwam zijn leven binnen, op het onverwachts. Het zijn zo van die kleine dingen, waarin de hele wereld even naar je toelacht. De duiven vlogen boven hun hoofden en schuilden even onder de luifel. Ze keken naar het koppel, dat even net als hen, samen weggevlogen tussen de vergeten dingen en genietend van elkaar, een moment elkaar gevonden had. Het stopte met regenen, de avond was nog jong, daar lag alles open, het was daar, dat alles begon.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten