Ze kende een oudere dame die gescheiden was. De oudere dame was negenenzestig jaar jong en was een echte feeks. Haar kinderen moesten niet echt van haar hebben, omdat ze op alles kankerde wat haar lief was. De Feeks was dan ook al een lange tijd alleen. Haar ikzucht zorgde ervoor dat ze een eenzaam leven leed. Ze kon ook niet meer lachen.
Op de een of andere manier had zij ouders die ook zestigers waren en alle liefde die ze hadden, gaven ze aan anderen. Zo kwam het dat De Feeks mee ging op vakantie. Op een niet zo zonnige zondag zouden ze naar een Provençaals marktje gaan om oesters te kopen, groenten en fruit. Zij verbleef al enkele weken alleen in het Provençaalse dorpje, waar ze met volle teugen al had genoten van lachende mensen, spelende kinderen, wuivende cypressen en wilde platanen. De Feeks snauwde dat ze niet meeging als zij zou rijden, ook zeurde ze al bij ochtendgloren dat als ze ergens heen gingen, ze niet achteraan in de auto wou zitten omdat ze anders niks zou zien. (Dat was al nadat ze had gezanikt dat de koffie er niet snel genoeg kwam.) Dus nam haar moeder plaats achter het stuur in de auto. Op het einde van de oprijlaan van hun huis stond een smeedijzeren poort, die ze met de hand opendeed zodat de auto zijn weg kon vinden. Zij opende de poort, nam plaats in de auto en hoorde De Feeks terug klagen of ze haar sigaret niet kon uitdoen. Ze antwoordde:
'Gaan jullie maar alleen naar de markt, ik blijf wel hier.'
Ze stapte uit en schoorvoetend keerde ze terug naar huis. Ze dacht aan De Feeks haar kinderen en besefte gelijk waarom zij De Feeks niet meenamen op vakantie. Haar zoon had een dokterspraktijk en had enkele puppies. Een week voordien had De Feeks met haar auto op zijn oprijlaan een puppy overreden. Dat was nadat ze hysterisch was geworden toen ze hoorde dat haar zoon terug vader zou worden van zijn nieuwe vriendin. Haar zoon was inmiddels ook al gescheiden, had twee kinderen die naar de universiteit gingen en had dus een nieuwe vriendin gevonden die opnieuw een kind van hem zou baren. In het dorp waar ze woonden was de zoon van De Feeks nochthans geliefd. In zijn vrije tijd had hij leren vliegen en was hij al vaker omringd door vrouwelijk schoon.
Toen ze terug in het huis was en haarzelf een koffie had uitgeschonken, mijmerde ze over alle mensen die ze kende die gescheiden of alleen waren. Een angst omsloeg haar hart en ze beloofde zichzelf dat ze niet alleen wou oud worden. Haar soulmate had ze nog niet gevonden, maar het boezemde haar angst in dat ze zou verbitteren en egoïstisch zou worden mocht ze alleen blijven. Ook al lachte ze vaak op feestjes haar angsten weg en had ze meermaals al gezegd: 'Liever alleen, dan ongelukkig met twee.'
Maar ze besefte ook, dat toen hij was vertrokken, dat ze liefde kenden. Ze had veel van zichzelf gegeven en hij ook. En toch waren ze nu beiden alleen. Ook kende ze vriendinnen die ouder dan haarzelf waren en langer dan tien jaar vrijgezel waren. Ze dacht aan ze en kreeg een rilling over haar rug. Ze deden wel wat ze fijn vonden, maar hun innerlijkste gevoelens konden ze niet delen. Ze hadden hun huis en leven ingericht zoals zij dat wilden. Ze aten, sliepen, gingen uit, op reis, alles zonder rekenschap te hoeven geven aan iemand anders. Ze kenden geen gesnurk of gedraai in bed en alle dekens waren voor zich. Nooit hoefden ze vreemd te gaan of iets stiekems te doen. Ze hadden seks met wie, waar en wanneer ze dat wilden. Ze legden platen op, waar ze op dat moment zin in hadden en kenden geen oorlog over de afstandsbediening. Maar toch besefte zij dat ze wel wat misten in hun leven. Ze voelde de liefde en het wrange gevoel dat schijnliefde al met zich mee had gebracht. Ze zuchtte, stak een sigaret aan en dronk haar koffie leeg. Gelukkig was ze, toen ze zijn stem hoorde en ze hem kon vertellen hoe ze zich voelde. Ze deelde haar angsten en liefde, ze leed niet aan zelfzucht. Ze was niet alleen.
zondag 15 augustus 2010
Feeks
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten