Hij keerde eindelijk terug naar huis. Het Griekse eilandhoppen zat erop. Met lichtverbrande wangen en korte broek stond hij aan de security van de vlieghaven in Heraklion. Morgen zou hij al terug aan het werk zijn. Het was er nog steeds warm en hij hield zijn paspoort in zijn handen. In België regende het pijpenstelen. In Frankrijk scheen de zon. Hij mijmerde terug aan zijn vakantie, waarbij hij al zijn meegebrachte boeken las, prachtige uitzichten had genoten met azuurblauwe wateren en waar zij voortdurend door zijn hoofd had gespookt.
Zij lepelde kaassoufflé uit een pan en deed dit op kleine ronde witte broodjes. Ze krabde aan enkele muggenbeten die haar afgelopen nacht hadden leeggezogen. Ze bereidde een Provençaals feestje voor, waarbij haar internationale buren zouden genieten van zelfgemaakte kaaskroketjes, eendenborst met groentjes en amandelkroketjes en verse Banonkazen. Ze keek er naar uit en dacht aan hem. Hij zat bijna in het vliegtuig. Hij wou nog steeds dat hij zelf kon vliegen, dan vloog hij naar Marseille. Dan zou hij er op tijd kunnen zijn voor haar feestje. Maar hij kon niet vliegen. Ze vlogen enkel met hun gedachten naar elkaar. Ook zij had de laatste dagen terug naar huis willen vliegen. De Feeks was nog steeds een feeks. Ze hoopte maar dat ze vanavond geen pleister op haar mond hoefde te kleven, zodat ze haar raspende stem niet hoorde terwijl ze haar vrienden entertainde. Mocht het uit de hand lopen, dan had ze gevraagd aan de buurman haar vast te binden op een stoel in de kamer, duck tape over haar mond te kleven en haar van de okergele rotsten te gooien in het donker. Een offer aan de als bloedtranende bergen die in haar achtertuin lagen.
Ze zuchte en voelde hoe haar longen zich vulden met lucht. De vlinders zaten nog steeds in haar buik, in de zijne ook. Beiden telden ze vanaf nu de dagen af, tot wanneer ze elkaar zouden zien. Hij droomde over wat hij zou zeggen, net als toen de eerste keer hij haar belde en al zijn voorgedachte woorden hun weg niet vonden. Maar zij ze wel hoorde. Hij kon niet voorbereiden wat zijn hart wou vertellen. Zij stamelde vaak en voelde een golf van gelukzaligheid door haar lichaam racen telkens ze elkaar hadden gehoord de afgelopen weken.
Ze vroegen zich af hoe hun gewone handelingen eruit zagen dat zich zou branden op hun netvlies. Hij vroeg zich af of ze nog steeds een glimlach had zoals op de vergeelde foto. Zij vroeg zich af hoe zijn handen zijn sigaar omklemden, net als in café Den Hopper, hoe zijn vingers zijn paspoort vasthield, hoe hij haar zou omhelzen, met zijn vingers strelend over haar wang. Hoe hij zou glimlachen en hoe zij zijn rimpeltjes naast zijn ogen zou zien. Hoe zij zijn wangen en kin zou aflezen met een lichte baardgroei en hoe zijn hals overvloeide naar het stukje waar zijn openstaande hemd zou op rusten. Hoe zij het bovenstaande knopje dat op zijn borst lag zou openknopen en haar hand haar weg zou vinden op zijn zuchtende borstkas. Daar waar nu een zweetdruppel parelde, terwijl hij plaatsnam in het vliegtuig.
Vanaf morgen zat hij terug in zijn kantoor. Hij zou door het raam staren en puffen en niet omdat het warm weer was aan Linkeroever. Zij zou in slaap vallen naast het zwembad, waar een zuchtje wind haar kant opblies. Hij zou aan haar denken en dromen van alles wat ze nog zouden beleven. Zij zou zijn gedachten schrijven, opdat ze elkaar ergens tegenkwamen. Elkaar ontmoeten, daar waar ze elkaar al duizenden keren hadden ontmoet. Daar waar de wijn en haar lippen roder kleurden, daar waar de glimmende straatstenen opgedroogd werden door de zonnestralen. Daar waar gelukzalige herinneringen plaatsnamen voor nieuwe spannende ervaringen. Daar waar zij elkaar voor het eerst spraken, in hun eigen onvolmaaktheden, waar ze samen volmaakt één werden.
woensdag 18 augustus 2010
Hartenklop
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten