Dwalend loopt hij door de straten,
de stenen pleinen zijn verlaten.
De heimelijke bomen rusten in dauwend gras.
De muren van de huizen zuchten,
sommigen slapen, anderen waren.
Krakende deuren, piepende ramen,
verscholen achter huizenpracht.
De oude daken, kleuren de hemel.
Geveterde schoenen zoeken zijn weg.
Witte hielen talmen en deinen verder,
op zoek naar waar hun droom
verscholen lag.
Zij zoekt naar t's en d's,
de juiste letters, woorden en zinnen.
Ze zoekt ze tussen scharnieren en scheuren,
in de friezen van vergeten gebouwen.
Zijn schoenen stappen verder.
Het tuurt naar hen die dralen.
Naar hen die schuilen
tegen koude en warmte.
's Nachts komen ze,
met zijn sterke handen,
met hun leunend lijf,
bescherming zoeken
in hun paradijs.
Ze verdwalen en verdrinken
in het gewoel van de stad.
Het monster van extreme geluiden,
ze horen enkel de stilte
die hen had samen gebracht.
De wind waait, de wolken drijven.
Zijn stem hangt in haar oor,
zij stroomt onder zijn huid,
terwijl hij een brug overloopt.
Onbestemd verlangen,
zoekend, dwalend, struint hij verder.
Zij fladdert, rust op zijn schouder,
fluistert in zijn oor.
Tussen onbestemmelingen,
zijn zij voorbestemd.
Toch, kennen zij nog niet de weg.
woensdag 25 augustus 2010
Voor de onbestemmelingen
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten