De hemel op aarde bestaat. Zij vonden elkaar vandaag. Het was duiveltjeskermis, toen hij haar belde en vroeg of ze samen naar zee gingen. Hij vertelde haar dat hij zenuwachtig was, zij vertelde hem dat dat niet nodig was en dat hij niet de enige was. In de auto voelde ze het stormen in haar lijf. Het leek alsof de emoties die ze de afgelopen tijd had gevoeld zich hadden gebundeld en de auto automatisch reed.
Hij was de analoge man in haar digitale wereld, toen ze de afgelopen maanden ergens in de Provence haar zelf terug vond. Bij terugkeer, had ze haar zelf terug volledig verloren, in hem. Arm kind. Toen ze gisteren het vliegtuig terug nam, sloot ze haar ogen, maar ze kon niet slapen. Ze hoorde enkel zijn woorden in haar gedachten.
Toen ze aankwam aan de Belgische kust, brak de zon door de hemel. Het waaide hard. Hij was er al, op de plek waar zij jarenlang op haar vrije dag ging eten en genoot van een goed boek. Hij nipte van zijn kopje zwarte koffie. Ze droeg rode schoenen. Hij bruine geveterde, met witte hiel. Het moment dat zij kwam binnengewaaid, zal hij nooit vergeten. Toen zij hem zag, ging hij nooit meer voorbij. In de eerste veertig seconden, waarbij ze elkaar een zedige kus op de mond gaven en plaats namen over elkaar, zat alles. Alles, wat ze de afgelopen weken hadden gedeeld. Eb en vloed heerste in hun lichamen, terwijl de zee witte koppen scheerde aan de vloedlijn die dag.
Ze verdronken in elkaars ogen, het leek wel of ze droomden, maar ze zaten daar, daar waar ze hun armen strekten opdat haar handen stopten met beven. Hij liet zijn hoofd vaak rusten in zijn hand waarbij zijn elleboog op de tafel steunde, waarbij zij dacht aan De Denker van Rodin, terwijl haar woorden zijn gedachten zalfden. Hij keek in haar blauwe ogen en ze begrepen elkaar. Zij keek in zijn ogen en voelde zich thuiskomen. Het leek alsof ze elkaar al jaren kenden, maar ze zagen elkaar voor het eerst. Ze aten oesters en een aardbei, die ze van een ober met rode wangen kregen bij een glaasje champagne. Ze hadden het over boeken. Ze gaven elkaar een boek. Zij signeerde de hare met een opdracht. Hij gaf haar een boek met plaatjes. Ze glimlachten en verloren elkaar geen seconde uit het oog. Ze besloten te wandelen. Ze trokken hun jassen aan en gingen naar het strand. Hij nam haar vast, ze kusten. Hun lichamen reageerden op hun innige kussen. Hij streek haar haar uit haar gezicht, die de wind streelde. Hun wangen gloeiden. Zij was zijn droomvrouw, hij haar droomman. Flitsen van woorden die ze hadden gedeeld maakten ze nu werkelijkheid. Ze keken elkaar aan, fluisterden dat dit het was en verzonken opnieuw in elkaars armen en zoenen. De wind waaide en de zee maakte een ruisend geluid. Hun lichamen spraken boekdelen, hun handelingen, teer, puur en zacht, gaven niks dan liefde aan elkaar. Ze kuierden verder op het strand en keken naar de meeuwen die sierlijk vlogen boven een blauwe hemel met grijze wolken. Ze stapten samen verder, naar een bankje op de dijk. Ze praatten terwijl ze elkaars gezicht aflazen. Hun handen vouwden ze in elkaar. Hun met zekerheid omsloten woorden spraken ze aarzelend uit, hopende dat die werkelijkheid werden. Maar daar hoefden ze zich geen zorgen meer over te maken, hun woorden waren al realiteit geworden. Zij maakten hun eigen boek, hun eigen verhaal. Ze maakten hun dromen waar. Ze waren eindelijk, waar ze al altijd hadden moeten zijn. Ze waren daar, daar waar alles goed was. Daar waar zij waren, was niks anders meer nodig. Daar werden ze verliefd, daar, spraken zij, deelden zij, proefden zij, voelden zij en het was geweldig. Het was magisch. Magisch realisme, voor hen, die zuchten. Voor hen die puffen in de soms zo harde realiteit. De realiteit waarin wetten en praktische bezwaren sluimeren. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Poriƫn ademen, zuchten vallen samen, haren verstrengelen, vingers kietelen, lippen raken. Zotverliefd.
donderdag 2 september 2010
eerste ontmoeting
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Zotverliefd ... om bij weg te dromen ...
BeantwoordenVerwijderen