Wolken drijven langzaam
Zij staren naar ons,
Wij, die verdergaan
in de stroom dat leven heet.
De traagheid van de dingen
Verdwijnt.
Alles gaat sneller.
Tijd, haalt ons bijna in.
We malen door gedachten,
leven soms in vroeger
mijmeren over later.
Maar we leven in het nu.
Zij die denken aan het nu,
zijn blije mensen.
Zij die denken aan vroeger,
hebben pijn in het hart.
Zij die denken aan later, zijn egotrippers.
Zij die denken aan zichzelf zijn dat ook.
De dingen gaan voorbij.
Alleen zitten we er soms middenin.
Dat midden zoeken we,
willen we vinden.
Maar de zoektocht
gaat langzaam,
ook al vliegt de tijd voorbij.
We staren naar de dingen,
blijven staan waar we staan.
Schrik om paden te bewandelen,
die ons niet verder zou brengen.
Eerder naar een minder
goed bestaan.
zaterdag 23 oktober 2010
Carpe Diem
donderdag 21 oktober 2010
Schooltijd
Op een doorsnee Vlaamse middelbare school is het middagpauze. In groepjes troepen de pubers samen. Het is vrijdagmiddag en uit hun mobiele boxen galmt muziek als kogelstoten door de lucht. Hoedjes en petjes kleuren de speelplaats. Anderen kuieren rond, knabbelend op broodjes, met blikjes cola omklemd in hun jonge rimpelloze handen. Er wordt volop ge-sms’t, gelachen, gepraat, omhelst, door haren gestreken en kusjes worden geworpen. Kalverlievende verhalen racen door hun gedachten en gaan als wervelwinden over hun lippen. Hippe sneakers, jumpers en truien met capuchons is hun schoolwear. Vanavond gaan ze uit, spreken ze af na schooltijd daar waar bussen stoppen en vertrekken. Waar treinen af en aan rijden. Waar cafés bruinverschalend bier serveert. Waar schooltassen zijn omgebouwd tot ware verkleedkoffers van jonge meisjes die knappe jongens aan de haak willen slaan. Waar die knapperds jongleren met de laatste nieuwste digitale snufjes op een Blackberry of een Iphone, terwijl hun haren glimmen door de haargel.
Zij denkt gelijk terug aan haar middelbare schooltijd. Toen alles nog anders was, ook al zou ze dat nooit zeggen. Ze is nog jong, niet oud en versleten zoals haar schooltas of haar mobieltje. In haar jongere jaren, ging ze over de middag frietjes halen aan het marktplein, die vlak naast school verscholen lag tussen geparkeerde auto’s die toen nog in de stad mochten staan. Ze ging sigaretjes roken en cola light drinken in oude-peet-cafés waar toen de mannen op leeftijd petjes droegen en zelfgerolde shagjes inhaleerden waar een druppel lichaamsvocht aanhing. Ze mijmert terug aan verloren herinneringen over liefjes waarbij alles zoveel eenvoudiger leek. Ze gingen na schooltijd eens naar de film of gingen wat drinken, gaven niks dan lieve kusjes aan elkaar en hielden klamme handjes vast. Herinneringen die ze niet altijd wil onthouden, komen haar terug voor de geest, die eerste keer toen een jongen haar kuste. Waarbij zijn tong aarzelend en toch brutaal zijn weg vond in haar mond. Toen ze naar huis liep en dacht dat iedereen zou zien aan haar blik wat hij met haar had gedaan.
Haar zuiver kinderzieltje besmeurt, plotsklaps verandert en haar meevoerde naar de grotenmensenwereld en dat allemaal door een tongkus. Een tong. Kwade tongen beweren veel, zouden ze al zoete kussen, andere tongen hebben gesmaakt? Misschien zijn mensen met kwade tongen gefrustreerd omdat ze de liefde nog nooit smaakten. Het groene monster dat jaloezie heet huist in kwade tongen. Ook al bewijst de wetenschap dat roddels verspreiden en tot je nemen een gezonde invloed op je heeft, als je ze met mate onderhoudt. Zij houdt niet van roddels. Toen niet, toen ze school liep in een katholieke school en nu ook niet, nu de kranten vertellen hoe patertjes denken over homofilie of aids. Ze moesten zich schamen. Ze kijkt naar de schoolgaande jeugd, die geen schaamte kent. Daar waar jongeren halfgoden zijn geworden. Ze denkt aan hem, die kinderen heeft van deze leeftijd. Pubers die denken aan vandaag of morgen, die nog niet belast zijn met zorgen voor later. Waarom zouden ze ook? Laat ze nog maar kind zijn, laat ze maar puberen, we waren het ook zelf allemaal eens en ook met ons is het goed gekomen, toch?
21 oktober 2010
Momenteel kent onze kamer geen Belgische nationaliteit meer toe. Dat las zij vanochtend in de krant online. Ook las zij over iemand die schuldig werd verklaard van een moord, waarvan geen bewijzen zijn. In een ander artikel las zij dat het sneeuwde in de Ardennen. Zij mijmert over het land waar zij woont. Ook bleek dat de Dow Jones gevoelig zou zijn voor het online getwitter, dat de beurs afhangt van hoe vaak mensen zouden twitteren is maar al te gek. Ook heeft meer dan de helft van de Europese gezinnen geen internetverbinding thuis, dat werd vastgesteld na een onderzoek in zevenentwintig lidstaten. Dus daar waar mensen niet twitteren, wordt de economische crisis niet in de hand gewerkt?
De wereld voelt soms vreemd aan. De wereld is hard en meedogenloos, voor zij die mooiere dromen koesteren. Ook beleeft zij tijd snel, een dag vliegt zo voorbij. Het jaar is straks zo om. Zij denkt aan waar ze kerstmis vieren zal, want veel aan haar familie heeft ze niet. Haar familie werkt altijd hard tijdens de wintermaanden. Zij werken steeds, wanneer een ander niet hoeft te werken, dus werkte ze maar mee. De ziekte van een dienstverlenend bedrijf in gastvrijheid.
Soms wou zij naar het buitenland gaan, een ander leven uitbouwen. Zij zou in een hotel gaan werken in Dubai. Maar ook daar stapte ze van af, toen ze een reportage zag over hoeveel Pakistanen in erbarmelijke omstandigheden leven om een illusionaire stad uit te bouwen in de woestijn. De decadente droomuitspattingen van oliemogendheden. Toch gelooft zij in de toekomst. Zij studeerde Chinees, Arabisch en Spaans in avondschool, ze dacht altijd, dat is wel voor iets goed.
Maar het heeft haar nog niet verder gebracht. De reizen die zij ondernam opende haar ogen, zodat ze beter schrijven kan. Maar ook schrijven is slechts schijn. De schijnwerkelijkheid, waarin alles mogelijk is. Toch leeft zij in de harde realiteit, waar Belgen geen Belgen meer zijn. Er mogen zelfs geen anderen Belgen meer worden. Het land waar alles mogelijk was, blijkt een zure appel te zijn, waarbij regeringen de hele boomgaard leegroven en knabbelend traag hun appeltjes opeten tegen de dorst. De bladeren vielen al van de bomen. De sneeuw huist al in het land. Geen geld voor creativiteit, dus moddert de crisis maar aan. Zij trekt zich langzaam uit de poel van geldzorgen, werkt maar door, er valt toch niks anders te beleven. Ze moet oppassen wat ze schrijft, zegt en doet. Voor je het weet vlieg je in het cachot, oh nee, ook daar zijn geen plaatsen meer vrij. De onverschilligheid slaat toe.
Twitterend met mobieltjes in de hand lopen politici hun bedenkingen te delen met de wereld. Maar meer dan de helft van de bevolking interesseert het niet. Ook zij die veel vrienden hebben op sociale netwerksites, het toppunt van eenzaamheid, huizen in verveling. Er zijn mensen die bruggen opblazen, hun hele hebben en houden omgooien om een nieuw leven te beginnen. Een nieuw leven waarvan ze niet weten of het hen geluk mag brengen. Teveel keuzes. Teveel mogelijkheden. Welke kiest zij, hij, jij en wij?
dinsdag 19 oktober 2010
Zeelucht
Ik kijk naar de grijze zee. Ik denk aan alle keren ik al naar de zee ben gevlucht toen ik dat nodig achtte. Ik vlucht vaak. Ik vlucht in schrijven, ik vlucht in de zon, ik vlucht in woorden, ik vlucht in water, ik vlucht in de liefde, ik vlucht in de zee, ik vlucht. Ik vlucht wanneer het me allemaal te veel wordt. Kent u dat? Vast wel, alleen heb ik het heel vaak. Mensen die vluchten, vluchten omdat de realiteit hard deint. De realiteit waarin dromen moeilijk te verwezenlijken zijn. De realiteit, waarin je elke dag gaat werken om te kunnen leven. Ik wou nooit werken om te kunnen leven, ik wou ook nooit leven om te kunnen werken. Ik ben een levenskunstenaar. Jammer genoeg, leven we met zo velen hier op deze planeet dat we allen gaan werken om de wereld draaiende te houden. Maar de wereld draait al een eeuwigheid. De wereld draait terwijl het voor ons lijkt dat de zon opkomt en de maan, terwijl de nacht valt. We willen ook allemaal zoveel. We willen alles. Alles is voor mij niet hoeven omzien naar geld. Leven alsof iedere dag je laatste dag is. Eigenlijk wil ik gewoon gelukkig zijn. Je maakt zelf je geluk. Geluk is voor mij genieten. Genieten van de zon, die elke dag gratis opkomt. Starend naar de zee, besef ik dat ik geniet. Maar ik geniet altijd alleen. Terwijl het me lijkt, dat alles eigenlijk draait om hetgeen waarvan je geniet te kunnen delen. Het delend genieten van het leven dat zich aan ons dient, liefde.
Ik ken veel liefde. Ik geef ontzettend veel liefde. Alleen komt het me voor, dat telkens ik naar de zee vlucht, ik me de vraag stel waarom er nooit iemand is die op dat moment de liefde met me deelt. Misschien verwacht ik teveel van het leven, dat zal het zijn.
Terwijl ik naar de zee staar, zie ik een kitesurfer op het water. Kijk, dat is een mens die geniet, spookt het dan door mijn hoofd. Er loopt niemand aan het strand nu van Duinbergen, het is dinsdagavond iets voor zes uur in de avond en met z’n allen zitten jullie in de file, of gezellig thuis met de kinderen op de bank, zitten jullie te eten, maakt je zoon of je dochter huiswerk. Rust u even uit om te bekomen van de drukke werkdag die net achter u ligt. Ik weet het niet, ik zeg maar wat. Ik werk ook hoor, het is niet dat ik een luie hond ben, ik gaf acht uur les vandaag. Ik leer kinderen de schoonheid in de dingen te zien, ik leer ze kijken, ik leer ze tekenen.
En ik schaam me om wat ik nu ga zeggen, maar het geeft me geen voldoening. Het maakt me niet gelukkiger. Ook al krijg ik maandelijks een loonbrief van onze Belgische Staat, ik maak me zorgen om België. Als u de krant leest, hebt u het vast ook al gemerkt. Ons land wordt niet bestuurd zoals het hoort, mensen schofferen elkaar voortdurend, niks dan ellende als u de krant openslaat. Ik kijk al heel lang niet meer naar het nieuws. Ik merkte dat als ik keek, ik nog intriester werd door de laatste nieuwtjes. U wordt er ook niet slimmer door. Leest u beter een goed boek. Neem een bad, ga naar het strand en kijk naar de zee, misschien ontspant u dat en vult uw hart zich met niks dan liefde. De dingen die we zien, zijn allemaal gratis. Gelukkig maar, want ik heb geen geld. Gisteren ging ik uit eten met een rijke vriend. Hij rijdt met een sportkar van honderdduizend euro en haalde me op. Hij bouwde het familiebedrijf om tot een waar immobiliënimperium. Hij is mijn leeftijd en hoeft eigenlijk niet meer te werken. Hij heeft alles wat hij nodig heeft, dankzij rijke ouders. Ik heb geen rijke ouders. Hij heeft alleen geen lief. Telkens we afspreken zegt hij voortdurend dat hij alles materieel heeft, maar geen liefde kent. Hij eindigt dan vaak zijn relaas met de woorden: ‘Geld maakt niet gelukkig.’ Alleen zij die het hebben zeggen dat, denk ik dan. Mocht ik geld hebben, ik zou wel weten wat ermee gedaan. Ik koop mezelf een huis ergens waar de zon vaker schijnt dan hier, met zicht op een blauwe zee, geen grijze. Ik zou mijn boeken kunnen uitgeven en mensen gelukkig maken omdat ze dan goeie boeken kunnen lezen. Want geef toe, wat vandaag soms in de boekhandels ligt, daar wil je geen geld aan uitgeven. Iedere BV schrijft een boek. Ze schrijven natuurlijk die boeken zelf niet, want dat kunnen ze niet. Een ghostwriter zoals ik schrijft die dan. Maar de erkenning blijft uit. Voor een prikje geven we onze know-how weg, iedere dag opnieuw. Gelukkig is er de zee nog, die is gratis. Ik kijk naar de zilveren lijn die het bruine zand raakt. Ik proef de zilten zeelucht. Het regent, nog maar een keer.
Liefdesafstanden
Er worden heel wat kilometers gesnord, gevlogen, gefietst, kortom afgelegd voor de liefde. Ikzelf ben erachter dat ik voortdurend onderweg ben, in de file sta, gewoon om mijn geliefde te zien. Pas op, ik ben al aan verbetering toe. Enkele jaren geleden had ik een Amerikaanse lover die voor zijn werk, -how American- woonde en werkte in onze hoofdstad. Zo leerde ik onze hoofdstad beter kennen. Uitjes naar de Zavel en cafeetjes aan de Beurs, De Grote Markt, restaurantjes waar je intieme verhalen kan uitwisselen, niks is me daar nog vreemd. Na een jaar verliep zijn contract en ging hij back home, terug naar Buckeye Arizona. Uiteraard reisde ik naar hem toe, deelden we enkele nachten in The Pink Flamingo’s in Las Vegas waar meer lichtjes te zien waren dan aan de Schelde. Maar ook toen moest hij werken en zat ik enige tijd alleen in zijn huis met vijf slaapkamers en de grootste plasma-tv die ik ooit had gezien. Ik nam een ritje met zijn bike, reed naar het centrum van het doorsnee Amerikaanse dorpje, fietste langs golfbanen op weg naar de enige supermarkt die Buckeye rijk is. Ik stelde me toen de vraag of ik er zou kunnen wonen. Als schrijver kan je in principe overal wonen. Het dorpje was net zoals in Desperite Houswives, waarbij de lokale all american girls, samen troepten aan een spuitfontein in het centrum, die om de paar minuten water in de lucht spoot en hun kindertjes verkoeling bood. Ik zat er op een bankje en overschouwde mijn leven tot dan toe. Enkele dagen voor ik naar Arizona afreisde, verbleef ik een maand in Luxor Egypte, waar ik mijn derde roman schreef, how Agatha Christie, I know. De temperatuur was dezelfde, een aangenaam warm klimaat, maar ik zat er wel in the middle of the American dream.
Soit, op de een of andere manier ging ik terug naar België en leerde ik een Hollander kennen. Kilometers met mijn nieuwe autootje snorde ik heen en weer tijdens koude weekends en ontdekte ik Utrecht, de Vinkeveense- en de Loosdrechtse Plassen, Amsterdam, Nieuwegein, Ede, Arnhem, Wijk bij Duurstede, Culemborg, Hank, Dussen, Dongen, Scheveningen, Den Haag, Rotterdam en enkele plaatsjes in het Noorden waar naar mijn gevoel, de regen met bakken uit de hemel bleef stromen. Ook al bestaat Skype en zagen wij elkaar dagelijks op de webcam van mijn laptop, ook dat was naar mijn gevoel toch niet wat het mocht zijn. Ik had meer een relatie met mijn computer en mijn mobieltje (die gelukkig soms vibreerde) dan een in de werkelijkheid. Ik reisde alleen naar Zuid-Frankrijk, verbrak de relatie omdat ze door de afstand geen toekomst bood en leerde er een Aantwerpenaar kennen, een analoge man in een digitale wereld. Dichter bij huis zou je denken, eindelijk een goeie Vlaamse jongen met gezond boerenverstand, maar owee, de files van Gent naar Antwerpen zijn legendarisch. Telkens ik in de auto zit en ‘de code rood’ hoor op onze Belgische snelwegen, denk ik aan alle kilometers die ik al reisde om bij mensen te zijn, waarvan ik hou. Als ik met vrienden op gezellige avonden keuvel over dit soort dingen, versta ik ze wanneer ze het hebben over ‘afstand’. Kijk, op zich maakt het niet uit waar je je bevinden mag, zolang je maar gelukkig bent. Maar even serieus, na alles wat ik al zag, meemaakte en overhad in mijn jonge turbulente liefdesleven, een appartement aan linkeroever, waar de mastodonte flatgebouwen de koude grijze nachten kleuren, is niet echt mijn idee van een romantisch rooskleurig toekomstleven. Ik ben wel zo materialistisch denk ik dan, dat ik nog steeds ergens wil wonen, waar de zon toch meer schijnt dan slechts enkele dagen in het warmste jaargetij en waarbij stromend warm water gewoon de kraan uitstroomt als ik een bad wil nemen. Dat doe ik vaak, baden nemen. Ik denk dan, telkens ik een bad neem, laat ik al mijn zorgen meestromen met het water, het putje in. Maar alle gekheid op een stokje, we hebben het goed hier in ons land, velen beseffen dat niet. Al reis je de wereld rond om jezelf te ontdekken, nergens zo goed als thuis. Er zouden veel minder problemen zijn mochten mensen thuis blijven zou je denken, maar niks is minder waar. Hebt u een laptop, een internetverbinding en een mobieltje? Dan kan u gelijk waar zijn in een hartslag én, het kan je leven veranderen, zoals het dat ook deed met het mijne. U bent dus gewaarschuwd, als u in de file staat en even op een sociaal netwerk inlogt met uw laptop. Zelfs je GPS kan je wegen doen inslaan, waarvan je nooit had gedacht dat je ze zou nemen.
zaterdag 16 oktober 2010
Herkenning
Ze houdt van die plaatsjes in Vlaanderen, die haar doen denken aan andere plekken in de wereld. Herkenbaarheid, dat is wat mensen willen. Ze willen vaak herhaling, ook al geeft niemand dat graag toe. Momenteel is de avond gevallen en is het al donker om acht uur op een doordeweekse avond in oktober. De temperatuur buiten spreekt niet meer van duizend en één nachten, maar van de winter die in aantocht is. De koude en de sneeuw, daar houdt zij niet van. Zij houdt van de zon op haar huid. Zij houdt van azuurblauwe, turkooizen zeeën, zoals haar ogen kleuren. Zij houdt van oriëntaalse arabesken en verre landen, witte stranden en wuivende palmbomen, woestijnprinsen en kamelen die tot haar verbeelding spreken. Nu zit zij in het Plaasjkaffee aan linkeroever. En als zij de inktblauwe nacht inkijkt door het raam, ziet zij de lichtjes van de Schelde, die haar doen denken aan New York. Daar reisde ze ooit eens een liefje achterna, die er werkte. The Big Apple, waar menigeen naar heen vertrekt, om hun dromen te realiseren.
Toen zij er ging was het putje winter. New York lag onder een sneeuwtapijt en toen zij wandelingen maakte naar het Metropolitan Museum, sneed de wind in haar wangen, traanden haar ogen van de kou. Ze krijgt een rilling over haar rug wanneer ze terugdenkt aan haar trip naar New York. Ze ging er een week heen voor haar verjaardag. Iedere ochtend bezocht ze een museum, iedere namiddag verdwaalde ze in de stad. Toen de kou haar teveel werd, ging ze een Starbucks binnen en verwarmde ze zich aan een Latte Machiato. De streetvendors verkochten bij min elf graden Celcius hotdogs en pitaschotels. De hond die eruit zag alsof hij tegen een deur was aangelopen, blies zelfs rook uit. Met verkleumde vingers ging zij theaters binnen, zag zij Mamma Mia en zong ze zichzelf schor, mee met de liedjes om haar verjaardag te vieren. Ook ging ze naar Bergdorf & Goodman en kocht ze zich een rode rekening. Ze genoot al van zovele dingen in haar leven en nu ze alleen in Antwerpen zat te wachten op haar lief, overliep ze reeds gemaakte herinneringen.
Herinneringen die ze met andere mensen beleefde, mensen die aan de andere kant van de wereld in hun eigen dagdagelijkse hebbelijkheden zaten.
Wie zei ook alweer, ‘life happens while you’re making plans’? Zij maakt nieuwe plannen voor zichzelf. Ze denkt na over haar toekomst, in wat soort huis ze wil wonen. Welk werk ze nog wil doen. Hetgeen ze nu doet, biedt haar zekerheid, maar voedt haar wilde geest niet altijd evenzeer. Ook denkt ze na over de afgelopen maanden, hoe ze haar leven veranderde, al dan niet bewust. Mocht iemand haar hebben gezegd, dat ze op een avond in oktober aan de Schelde zou zitten schrijven, terwijl ze zou wachten op haar lief, had ze die persoon voor gek verklaard. Ze vraagt zich af wanneer ze met haar lief kan samen zijn. Nog nooit zag zij iemand zo graag, dat het haar soms pijn doet. De gestolen momenten samen, de momenten dat zij in haar auto naar hem toesnelt, ook al kunnen zij elkaar maar een half uurtje zien. Ze voelt zich net een puber die destijds maar mocht uitgaan tot middernacht en waarbij haar ouders haar een maand verboden weg te gaan als ze ook maar iets later thuis was gekomen. Opvoeding, daar draait het ook vaak om. Hij heeft het over de opvoeding van zijn kinderen, terwijl ze aan haar eigen jeugd terugdenkt. Ze wisselen uit hoe moeilijk het zal zijn, wanneer ze besluiten hun leven samen verder te delen, dat hij niet hun kinderen hun leven volledig overhoop wil gooien. Ze denkt aan zijn kinderen, ook al zag ze die nog nooit. Ze denkt aan hoe het allemaal begon, met een chatgesprek over boeken die ze hadden gelezen. In hun gedachten hadden hun virtuele plaatsen die ze samen bezochten, niks dan vakantieherinneringen in zich. Ze zaten in een andere wereld, samen. Wanneer ze de lichtjes van fabrieksgebouwen ziet weerspiegelen in het inktblauwe water, stemt het haar gelukkig dat ze daar zit. Daar, waar hij komt binnengewaaid en haar gedachten leest. Waar zij elkaar her-kennen op een plek in Vlaanderen, dat overal kon zijn geweest.
vrijdag 15 oktober 2010
Dromen
Iedere ochtend maken mensen zich klaar om aan de dag te beginnen. Ze staan op met slaperige ogen en nagalmende gedachten van hun net ontwaakte dromen. Het verkoelende water wast hun dromen weg. Terwijl ze hun tanden poetsen denken ze aan wat ze moeten doen die dag. Eens de koffie pruttelt en de boterhammen zijn gesmeerd, de kinderen aangekleed en naar school zijn vertrokken, de krant van de grond bij de brievenbus wordt opgeraapt net voor ze de drukte van de straat ingaan, kan de dag beginnen.
In de file staan ze, allen op weg naar, daar waar geld hun meerdere dingen kan verschaffen en dromen dichterbij kunnen komen. Sommigen dromen van een groter huis, een betere auto, een nieuw mobieltje, de laatst uitgekomen cd van de groep die ze horen op de radio. Anderen dromen van een ander leven. Maar er heerst crisis in dit land, het land wordt al jaren niet bestuurd zoals het hoort. En degenen die het hadden bestuurd, krijgen in landen waar men dezelfde taal spreekt als de onze een nieuwe sportkar met vleugeldeuren of althans een ritje met dé droomwagen van Harry Potter. De putten in de weg van de afgelopen vorst brengt ons allen hobbelend verder. Op de autosnelweg racen BMW-chauffeurs op het derde baanvak, ze rijden het liefst uiterst links, wijken uit naar rechts, even langs links steken ze ons voorbij, flikkeren ze met hun lichten of we niet sneller kunnen dan de massa in andere auto’s die ook hun dromen willen najagen, maken handbewegingen die ze zien in de achteruitkijkspiegel. Je vraagt je af of zij wel überhaupt een rijbewijs hebben. Zij die met een Bak Met Wieltjes rijden, rijden zoals ze gebekt zijn. Schofferend scheren ze met harde autobanden en ronkende stoere motoren het asfalt op de weg, waarbij ze een rookpluim achterlaten.
Zijn zij het, die dromen van een ander leven? Nee, het is de stille autobestuurder die door het raam staart, kijkend naar de witte strepen op de weg. Ook al valt de regen met bakken uit de hemel, ze dromen van exotische plekken, waar ze het juk van files, akkefietjes thuis waarvan ze die bui al voelden hangen, van zich af kunnen werpen.
In de auto luisteren ze naar de radio. Slechts enkelen horen niet wat er wordt gezegd. Hippe radiojongens, warme stemmen proberen hun dagen te kleuren. Het gewoel van de dag ligt in gezongen liedjes, waarbij de elektronische tonen onze mobieltjes in beweging brengen. Toch even verstrooiing als de auto stilstaat en voor geen meter verder vooruit geraakt. Ze jagen zich op, dat ze te laat zullen komen. Te laat voor die gemiste kans, voor die promotie die al jaren in de lucht hangt. Te laat voor die sollicitatie, die alweer hun leven kon veranderen. Te laat met het opnemen van de telefoon, alvorens men ze uit hun tas kunnen graaien. Te laat om te zeggen dat ze van elkaar houden. Te laat, te laat, te laat. Maar het is nooit te laat om nieuwe dromen te verzinnen. Om je leven om te gooien. Terwijl de autobestuurder die in stilte naar de remlichten kijkt van de BMW voor hem, die ook stil staat, mee met de anderen in de stroom. De levensstroom. En nu het kouder wordt en de lichten op de autosnelweg onze ochtenden kleuren, dromen ze allen van zorgeloze wegen. Maar ook zij die bang zijn voor nieuwe wegen dromen mee. Allen willen ze wat anders, maar denken ze toch zo verschillend niet, terwijl ze in hun autootjes, bumper aan bumper stapvoets rijden.
Nog even en ze verlaten allen de stad. Ze piepen door het fijn stof dat in de lucht enkel nog zal toenemen. Nog even en ze kopen allen een nieuwe auto, waarbij niet enkel de deuren open en dicht vliegen. Nog even en we dromen verder over alles wat nog komen gaat, want alles komt goed, dat moet.
donderdag 14 oktober 2010
Twijfelgeval
Soms denkt zij aan mensen, die ze ontmoet, maar die ze niet echt goed kent. U kent dat wel, professioneel ontmoeten velen dagelijks mensen die ze niet goed kennen. Maar in haar geval, handelt dat vaak over kunstenaars. En laten die nu net niet de gemakkelijkste soort zijn om dagelijks mee om te gaan. Kunstenaars zijn eigenzinnig, intelligent en zitten vaak met hun hoofd in de wolken. Bij sommige kunstenaars zijn dat mooie luchtkastelen waar ze inzitten, bij anderen donderwolken en bliksemschichten. Zij zelf is eigenlijk ook een wolk. Zij fantaseert verhalen, schildert en tekent. De ene dag zit zij in een roze wolk, de andere dag is ze de bliksem en de donder zelf, gelukkig komt na regen of storm in haar lijf de zon altijd terug. Op het eerste zicht lijkt zij het zonnetje in huis, maar owee als u haar beter leert kennen.
Ze is heel eigenzinnig, wil het altijd zo of zo en weet precies wat ze wil als het erop aan komt. Maar soms slaat de twijfel toe, net als bij ieder normaal mens. Zij kan twijfelen over welke broek of bloesje ze ’s ochtends zal aantrekken, net als iedere andere vrouw. Zij twijfelt of ze wel de juiste beslissingen neemt aangaande grote aankopen zoals het kopen van een auto of een woonst, het is immers geen broodje die ze aanschaft. Ze twijfelt of ze een koffie of een cola light zou bestellen als ze met vrienden afspreekt. Ze twijfelt soms of haar werk zijn weg wel zal vinden naar een breder publiek en of het wel goed genoeg is alvorens ze ermee naar buiten komt. Ze twijfelt over futiliteiten, zoals het aantrekken van schoenen met een hakje of een sneaker als ze de deur uitgaat. Maar bovenal twijfelt ze aan de mensen die ze ontmoet.
Ze is heel open, sociaal lievend en meegaand, wat heel goed is, niet iedere schrijver is meegaand, maar toch ondervindt zij soms moeilijkheden wanneer zij iemand onmoet, twijfelt zij of die persoon oprecht is of niet. Soms voelt ze zich blond en dom, twijfelt ze aan haar mensenkennis en kennis van zaken, terwijl ze heel zelfzeker overkomt. Dat leerde men haar op de kunsthogeschoolopleiding. Daar breken ze jonge kunstenaars af, zodat ze zichzelf terug helemaal kunnen opbouwen, zichzelf vinden (wat heel confronterend is) en kennen. Alle waarheid ligt in jezelf. Niet iedereen kan dat aan, sommigen verlieten hun kunstrichting omdat ze niet op hun kop wouden laten schijten. Excusez-moi-le-mot -denkt zij- , jawel, ze twijfelt soms aan de juiste woorden. Ze is heel zeker van de kracht van woorden, die gigantische gevolgen kan hebben en waarvan ze nooit zeker is welke weg die haar brengen mag. Ook zegt iedereen vaak zijn gedacht, zij schrijft te braaf, hoorde ze al een keer. Maar het is bovenal voor haarzelf ontzettend vermoeiend. Ze schrijft de wereld rondom haar van zich af. Meestal is dat vrij komisch en onderhoudend, maar voor haar naasten soms zwaar om dragen. Haar exvriendje kon er niet mee overweg, natuurlijk dat het daarom ook haar ex is. Nu heeft zij een nieuwe vriend en merkt zij dat het ook anders kan. Ze bruist van energie aangaande nieuwe plannen die ze maakt. Want in het diepst van haar miserie, die twijfel met zich meebrengt, vindt zij toch de kracht om door te gaan. Ze geeft niet op, integendeel, als zij ook maar de minste twijfel voelt zegt zij tegen zichzelf: ‘Laten we dat varkentje eens snel wassen.’ Zo gezegd, zo gedaan zou u denken, maar niks is minder waar. Niet iedereen heeft de gave zijn twijfels langs de kant te gooien, te springen in het diepe zwarte water waar de bodem niet zichtbaar is. Iedere kunstenaar heeft ermee te kampen. Gelukkig kent zij de liefde. De liefde voor haar vak, de liefde voor de mensen die zij graag heeft en de liefde voor de kleine dingen des levens. Want het is in de kleine dagdagelijkse dingetjes die ons leven rijker maken, dat alles ligt verscholen, dat twijfel wegneemt. In dat kopje koffie die u bestelt wanneer u even tijd neemt voor uzelf en voor uw vrienden, met dat knapperige koekje die u erbij krijgt. Wanneer ze de wereld aanschouwt en mensen ziet glimlachen, plezier maken dat ze dan zelf een goed gevoel krijgt, kent u dat? Dan bent u een geboren levenskunstenaar. Zij is de hedonist die schrijft. Hoe kan het ook anders, anders las u dit niet. En ach, die twijfels, kennen we die niet allemaal? Ook dat gaat voorbij, alles komt goed, dat moet.
dinsdag 12 oktober 2010
Cola light, sigaretten en kwallen.
Toen ik klaar was met werken vandaag, ging ik cola light halen in een nachtwinkel, vlakbij waar ik woon. De madam van de nachtwinkel komt uit India, maar spreekt geweldig goed Nederlands. Wat zeg ik? Ze spreekt zelfs vloeiend Vlaams. Ik ga er liever heen dan de superette in mijn dorp. Ik woon in een dorp bij Gent, waar niks bijzonders valt te beleven. In mijn dorp loopt een drukke weg, die in lang vervlogen tijden de verbindingsweg was van Gent naar Brussel. In mijn dorp zijn er twee bakkers, drie slagers, twee banken, twee friteries en vijf cafés. Zo zie je maar dat drank in randgemeentes bij Vlaamse steden rijkelijker vloeit dan op den boerenbuiten. En aangezien ik zelf niet drink, maar wel verslaafd ben aan cola light en ik geloof in de kleine zelfstandigen, ga ik ook voor kleine boodschapjes naar plaatselijke winkeltjes. Ik hou van plaatselijke winkeltjes. De mensen zijn er doorgaands vriendelijker dan aan de loketten bij de Post. Wie de rekrutering doet bij de Post in mijn dorp, daar wil ik niet aan denken. Gelukkig is de postbode wel een vriendelijke man die jaarlijks komt klinken op het nieuwe jaar en moet ik niet zo vaak naar het loket van de Post. Soit, genoeg over de Post, laat het duidelijk zijn dat in kleine winkeltjes in doorsnee Vlaamse dorpjes, de mensen je kennen en dat ze best vriendelijk zijn. Ik stond dus in de nachtwinkel met vier blikjes cola light.
Zegt de vrouw uit India: ‘Hoe is het met je? Alles goed? ’t Is lang geleden.’ Ik knikte en antwoordde: ‘Alles goed, merci, ik probeer te stoppen met roken, vandaar dat het een tijdje is geleden.’ Ook kocht ik er regelmatig een pakje condooms, maar ik kon moeilijk zeggen dat ik gestopt was met vrijen, want dat zou een leugen zijn.
Achter me staat een man die in den bouw moet werken, want aan zijn kledij en zijn haren te zien, kwam hij net van een bouwwerf en was hij zowaar een koekjesmonster, want hij had vier koekjesdozen onder de arm.
Zegt het koekjesmonster: ‘Probeert ge te stoppen met roken? Telkens ge goesting krijgt in een sigaret, moet ge een glas fruitsap drinken. Na een week is u goesting over en kunt ge geen sinaasappelen meer zien of ruiken.’
Ik lachte, de vrouw uit India ook. ‘Ik probeerde dat al een keer met thee, maar weet ge, als ge zoveel drinkt, moet ge vaker plassen.’
‘Dat is waar, maar het zuivert u lichaam.’
‘Bedankt voor de tip, ik zal er aan denken.’ En weg was ik met mijn vier blikjes cola light bengelend in een wit plastic zakje. Ik moest denken aan water en hoe dat het lichaam zuivert. Ik moet meer water drinken. Ik had nog een afspraak in Gent en stapte de auto in. Op radio Fantasy hoorde ik De Stem iemand interviewen over het vervuilde Noordzeewater en dat er een teveel is aan kwallen in de Belgische zee. Toen De Stem hem vroeg wat we eraan konden doen, antwoordde de man: ‘We moeten onze zee beter beheren, de vervuiling tegengaan.’ Ik dacht aan hoe je de zee kan beheren. Ook zei de man nog: ‘Dat teveel aan kwallen komt omdat de zee een paar graden warmer is geworden, mede door de opwarming van de aarde.’ Antwoordde De Stem: ‘Dat heb ik nochtans niet gevoeld afgelopen zomer bij het pootje baden.’ De man kon niet lachen. Ik wel. Hij drong weer aan op het beter beheer van onze Noordzee. De Stem draaide een plaat. Genoeg kwallen in de zee, spookte het door mijn hoofd en ik stak een sigaret aan. Ik opende een blikje cola light en prevelde: ‘alles komt goed, dat moet.’
maandag 11 oktober 2010
De zotte stad.
Vandaag beleefde zij een geweldige dag. Zij had een vrije dag en haar lief kuste haar vanochtend wakker. Ook had zij later op de dag een afspraak met De Stem. Eindelijk zou ze hem zien. Eindelijk zou ze een eind maken aan tsjetterij en virtuele gesprekjes over stemmen en boeken. Ze reed naar de zotte stad waar alles is te vinden: hoofdkantoren van studio’s, krantenredacties, uitgeverijen, tijdschriften, tv-gidsen, mensen en stemmen. Ja, zo een stad bestaat. Die stad ligt verscholen naast autobanen waar files zijn. Zo een stad, een wereld op zich, waar truckchauffeurs en de gewone werkende mens in de file niet bij stil staat. Eens ze haar auto had geparkeerd in de industriezone waar zo’n stad begint, haar lief opnieuw had gekust en hij haar moed insprak dat alles wel goed zou komen, stapte zij de wereld van de zotte stad in. De zotte stad had zelfs een veiligheidsman, die badges draagt. De veiligheidsman vroeg haar met wie zij een afspraak had. ‘Met De Stem,’ antwoordde zij kordaat. ‘Neemt u even plaats, De Stem komt zo bij u.’
In de inkomhal van de stad was geen muzak, noch andere stemmen te horen. Mensen gingen binnen en buiten, kwamen af en aan met pakjes en papieren en namen plaats op rechthoekige bankjes met gifgroene kussens. Zij las een boek met columns van Luc De Vos. Zij delen dezelfde stad, drinken met dezelfde vrienden, kijken naar de werkelijkheid om er te kunnen over schrijven en gaan elk hun eigen weg.
Ze vroeg zich af hoe vaak Vos in deze steden had vertoeft en of hij ook op gifgroene bankjes had moeten wachten op De Stem om zijn verhalen te vertellen. De Stem wandelde naar haar toe en zag er helemaal uit hoe zij had verwacht. Hij was vriendelijk, charmant, aangenaam en vooral een goeie spreker. Hij leidde haar mee naar buiten, want de zon scheen. Ze dronken koffie in plastic bekertjes en rookten enkele light sigaretten, ook al was ze gestopt. Ze vond dat deze gelegenheid wel een zonde kon gebruiken. Ze was immers in de grote stad, waar alle mogelijkheden tussen de voegen van de bakstenen muren verscholen lagen. De mogelijkheden bespraken ze. Ze wisselden ideeën uit, hadden het over België en de politieke situatie. Over dat laatste liet ze De Stem uitvoerig vertellen. Ze hield niet van politieke gesprekken. Ze wil neutraal zijn en weet er te weinig van om zich openlijk -en dan nog tegen De Stem- te uiten over naar wie haar stem uitgaat. De hemel kleurde zomers, ook al was de herfst bezig. Hij had het over zijn werk en hoe De Stem zijn stem soepel hield door dagelijks marathons te lopen, waar blamages niet ver zijn te zoeken, van zodra hij de bocht uitloopt. Hij had het over hoe alles goed moest zijn. Zij had het erover dat als zij aan wat begint, het meer dan goed moet zijn, steengoed, dat ze er anders niet aan begon. Hij zei dat ze dat niet mocht zeggen, ‘je mag nooit van jezelf zeggen dat iets steengoed is’. Daar dacht ze over na. Waarom zou je niet mogen zeggen wanneer iets steengoed is? ‘Je moet iemand anders dat laten zeggen over je werk, zelf is dat niet goed.’ Zij vond net dat dàt haar motivatie is om door te gaan, om verder te schrijven, om gelezen te worden. Het was een goed gesprek, ze zouden samen wat kunnen maken. Zij zou schrijven, hij zou spreken, de wereld zou hen horen. Zo kwam het dat het voor haar een geweldige dag bleek. Ze had haar gedacht gezet op wat ze wou en ze was blij dat ze De Stem had kunnen vertellen wat haar ambities waren. Hij zou haar een gouden kans geven. Het goud waren ze zelf vandaag. Ze blonken in de najaarszon. De Stem ging zijn programma presenteren, zij ging de stad weer uit. Haar lief wachtte haar op, samen gingen ze bij het blauwe water wat drinken. Ze deelde haar indrukken met hem en samen genoten zij, van hun vrije dag, van elkaar, vlakbij een drukke snelweg, waarnaast de hele zotte wereld lag.
Gustav.
Zij zit in brasserie Gustav in Antwerpen. Ze bestelde zonet een Latte Macchiato en een halve liter niet bruisend bronwater. Ze heeft haar laptop meegenomen om te kunnen schrijven. Ze schrijft vaak in cafés tijdens het weekend. Zij schrijft overal. Precies negenentwintig dagen geleden stopte ze met roken. Ze rookte altijd Marlboro lights, ook al heten die nu Marlboro Gold. Ze vraagt zich af waarom vele woorden in de Engelse taal haar oren doen gloeien en waarom alles veramerikaniseerd is. De Brasserie doet haar denken aan Parijs en New York. Vele plekken in grootsteden doen denken aan andere grootsteden. Zij reisde al vaak in haar leven. Ze reisde alleen naar het Midden-Oosten, Amerika en aanschouwde al de mooiste plekjes in Europa. En als ze niet een vliegtuig instapte om ergens anders heen te vliegen, vliegt ze met haar gedachten andere werelden in. Werelden, waar alles haar mooier lijkt dan de werkelijkheid laat uitschijnen. Ook al vind zij dat de werkelijkheid de fictie steeds overtreft in haar wereld. Zij komt ongevraagd in situaties terecht, waarvoor het haar lijkt alsof ze er niet voor koos. Ze trekt ze aan, die onverwachte situaties, waardoor het schrijven haar makkelijker lijkt dan de doorsnee journalist die bronnen moet raadplegen om artikels te verzinnen voor de weekendeditie van de krant.
Het is de zevende dag van de week en ze staart naar buiten, waar mensen van verschillende nationaliteiten de Rooseveltplaats kleuren. Verschillende bussen rijden af en aan. Ze nipt van haar Latte terwijl ze op haar lief wacht die in Antwerpen woont. Zij woont niet in Antwerpen, zij woont in een dorp bij Gent. Antwerpen doet haar helemaal anders aan dan Gent. In Antwerpen spreken mensen anders, aalles is aanders, mensen daar zeggen dat ze zot zijn van A, waarbij ze de a-klank laten nagalmen, zoals de cafeïne haar blik scherper maakt. De straten en de stad lijken groter dan Gent. Voor haar is Gent een groot dorp. Als ze in de stad kuiert op een vrije dag, denkt ze soms aan New York of Parijs, daar is alles altijd open, ook op zondag. In de Vlaamse steden is alles dicht op zondag. Behalve aan de Belgische kust zijn winkels open op zondag. Maar vandaag gaat zij niet winkelen. Zij verdwaalt in steden opdat ze haar gedachten kan verzetten. Zij gaat naar de stad waar haar lief woont, waar hij haar verhalen vertelt over hoe alles er anders uitzag toen hij kind was.
Ze kijkt rond in het café en droomt van de jaren dertig, toen de art decostijl overal de huizen kleedde in de stad. Ze stelt zich voor hoe haar lief er toen zou hebben uitgezien. Hij droeg vast een hoed, zij een jurkje met bloemmotiefjes op. Hij zou een bruin pak dragen met manchetknopen. Hij zou met zijn rokende sigaar het etablissement binnenwandelen en haar een handkus geven. Zij zou watergolven hebben in haar haren. Ze zou netkousen dragen, met naden die op de achterkant van haar benen lopen. Ze vraagt zich af of ze andere gesprekken zouden hebben, dan die dat ze straks voeren. Ze vraagt zich af of mensen toen ook verdwaalden in steden. Vrouwen zaten vast niet in een café verhalen te verzinnen. Ze zou hoogstens een schriftje bij de hand hebben en een vulpen, die haar hand met roodgelakte nagels over het blad zou laten glijden. Ze zouden het hebben over de modernisering van de stad. Hoe snel de trein haar van Gent naar Antwerpen zou hebben gebracht. Ze zouden afgesproken hebben per brief, op de Victorieplaats. Bussen zouden er nog niet stoppen, er waren toen vier hofkes, met een standbeeld in het midden. Ze vraagt zich af welk standbeeld er zou hebben gestaan en of er tortelduiven op de luifel zaten. De koffie en de warme melk zou in zilveren kannetjes worden geserveerd en het bronwater in een karaf. En op een zondag zouden mensen koffiekoeken smaken en zou een band de laatste nummers spelen van Rudy Vallee. De blik in hun ogen zou wel dezelfde zijn.
Ze kijkt op en haar droomman stapt de Gustav in, hij wandelt naar haar toe en geeft haar een kus. Nog heel even schiet een foto van Henri-Cartier Bresson door haar gedachten, terwijl hij naast haar plaats neemt op de groenleren bank. Ze sluit haar laptop en glimlacht naar hem. Ze vraagt zich af hoeveel levens zij elkaar al kennen. In hun ogen liggen tijden en vervlogen momenten verscholen, die hun dichter bij elkaar brachten. ‘Gelukkige zondag’, fluistert ze zacht in zijn oor, hij glimlacht en geeft haar een kus. De ober komt vragen wat hij wil drinken. Iets in een kannetje, spookt het door haar hoofd. Maar hij bestelt een Tripel.
zaterdag 9 oktober 2010
Kunstuur.
Het gebeurt soms wel dat ik eens buiten kom. Ik kom dan heel vaak BV’s tegen, Bekende Vlamingen. Van tegenwoordig is iedereen Bekende Vlaming, me dunkt. En ik stel me gelijk de vraag, wanneer ben je bekend en waarom? Waar ben je dan goed in? Wat onderscheidt je van de rest? Eergisteren droeg ik gedichten voor van een gekende, reeds overleden schrijver. Ik noem zijn naam even niet, dat is niet zo belangrijk in dit verhaal, de rode draad heb je wel mee. Er waren ook andere schrijvers, zangers, fotografen en kunstenaars aanwezig, die de avond wel uniek maakten. Ik kocht zelfs een kunstwerk van een gekende kunstenaar, die de dichter in kwestie diezelfde dag nog had geportretteerd. Mijn lief was er ook en zei wel tien keer dat hij fier op me was, het deed me plezier dat te horen. Ook al zijn we nog zo lang niet samen, ik hou er wel van dat hij me steunt en inspiratie geeft in wat me drijft, wat ik doe. Vaak konden mijn exvriendjes net dàt niet aan. Ze waren nogal eerder jaloers van aard en ik ben erachter dat ik mezelf te veel wegcijferde om hen te plezieren.
Het is zaterdag, negen oktober en als ik naar mijn handen kijk, is de zomerzon die mijn huid had gekleurd bijna helemaal weg. Ik hou niet van de herfst, van de koude. Ik merk dat het weer een grote invloed heeft op mijn gemoedstoestand. Gisterenavond hoorde ik mijn lief. Hij vertelde me dat hij ‘de blues’ had, zeker na zo’n geweldige avond, dat hij me mist. Ik mis hem voortdurend. Ik kan zelfs niet goed meer schrijven over iets anders de afgelopen weken dan over hem, over ons. Ik denk dat ik het wil plaatsen, maar soms kan je de dingen niet plaatsen. Soms moet je ze laten gebeuren, de dingen hun eigen weg laten zoeken. Niet teveel stil staan met de vraag wanneer het is zoals het moet zijn. Soms moet er iets mislukken, om het daarna wel te kunnen laten lukken. Mislukte kansen zijn er genoeg, het lijkt me net de moeilijkheid die kansen te aanvaarden die mislukking impliceren, maar die je daardoor verder helpen, waardoor je nieuwe kansen ziet. Ach, wat lul ik nou. Ik schrijf terug dingen van me af, dient een blogsite daar niet voor, om bijna als een dagboek de dingen rondom je heen te kunnen (om)schrijven? Om de werkelijkheid te kunnen plaatsen? Andere schrijvers posten dagelijks foto’s op hun blogsite. Het lijkt me dat veel schrijvers veel uitgaan, veel foto’s nemen en net dat dan als hun ‘kunstwerk’ zien van die dag. Ik vraag me af wanneer ze schrijven.
Op de Avro is er een aflevering ‘Artists in residence’. Een grafisch vormgeefster toont portretten die ze maakte van Cees Nooteboom. Ik kijk met één oog naar het programma en denk aan mijn eigen kunstopleiding. ‘Je moet af en toe uit de routine van je atelier stappen en iets anders gaan proberen,’ zegt de grafisch vormgeefster. Daar denk ik heel vaak aan, al zo’n tien jaar lang. Maar wat dat andere dan is dat ik moet proberen, daar vind ik geen antwoord op.
Na de grafisch vormgeefster is er een ander programma ‘9 to 5’, over kunst in het bedrijfsleven. De CEO van ‘AkzoNobel’ in Amsterdam heeft het over kunst, hoe kunst inspireert en aanzet tot nadenken. Daarna is de directrice van de ‘AkzoNobel Art Foundation’ in Arnhem aan het woord. Ja, zo’n mastodont van een bedrijf heeft zelfs een afdeling voor kunstaankopen. (Ze moeten iets met hun teveel aan geld.) Zij beslist over wat ze aankopen, ze vindt dat ze jonge kunstenaars helpen. Ze gaat naar academies om te ‘scouten’ en om te zien wat er leeft. Wat een woord, ‘scouten’. Onze noorderburen gebruiken voortdurend Engelse woorden. De presentator vraagt aan haar of kunst die aangekocht wordt voor bedrijven, of men niet voortdurend vist in dezelfde poel? Ze lacht de vraag weg en herhaalt nog maar eens hoe ze jonge kunstenaars helpen hun weg te vinden binnen de kunstwereld. Ik slaak een bittere lach.
‘Uit leed wordt kunst geboren,’ citeert iemand in de kunsthal in Rotterdam. Job Koelewijn maakte ‘Bonnet’, een spiegelmuts, die de wereld rondom je letterlijk weerkaatst, maar als je de spiegelkubus op je hoofd zet, sluit je je letterlijk af van de buitenwereld. Mooi werk, het is zoals een schijver, die een spiegelmuts op zijn hoofd zet en naar de werkelijkheid kijkt en zich afsluit om die wereld te kunnen schrijven, terwijl die wereld letterlijk op zijn hoofd zit, hij zit in de spiegel. De schrijver dat ben ik, die naar je kijkt.
Ik denk dat ik nog eens naar buiten ga vanmiddag, de zon breekt door de wolken. Zonlicht dat weerkaatst wordt op een spiegel zorgt elders voor vuur. Wie weet wie ik nu tegenkom, morgen is het zon-dag.
woensdag 6 oktober 2010
Papier.
Ik hou niet van opruimen. Toch is het een noodzakelijk kwaad. Vanmiddag kwam ik thuis van mijn werk en kwam ik erachter dat ik alweer de vuilniszakken had vergeten buiten zetten voor de vuilnisophaal. Vandaag waren het ‘blauwe’ zakken. In de schuur staan twee ‘bruine’ zakken die ik vorige week woensdag vergat buiten te zetten. Die stinken vast. Toen ik de deur opende lagen reclameblaadjes, samen met brieven en de edities van Knack, Weekend Knack en Focus van deze week op de oude tegelvloer. Ik raapte alles op, ging naar de living en legde de hele papierhandel op de eettafel. Ik zou vanmiddag opruimen, ook al hou ik er niet van, het moet. Ook betrap ik mezelf erop dat de tijd vliegt. Een vrije namiddag is zo om. Als ik wil schrijven of tekenen, moet mijn hoofd vrij zijn. Ik liet het bad lopen om mijn gedachten vrij te maken. Daarna ging ik de papierresem door. Waarom er zoveel wordt gedrukt, het blijft me een raadsel. Ik denk aan alle bomen die worden omgehakt voor papier. Ook op mijn bureau liggen al maanden brieven, rekeninguittreksels, visitekaartjes en tekeningetjes te verstoffen onder nog meer enveloppen die ik gewoon op de stapel gooi. Ik versta soms niet waarom ik niet gelijk dingen afhandel. Vroeger deed ik dat wel. Ik ruimde eerst op, alvorens ik kon beginnen schrijven. Ik ben erachter dat ik iemand ben, die daar niet zoveel belang aan hecht. Ik vind het belangrijker gelijk te doen wat goed voelt. Op dit moment is dit schrijven. Schrijven voor mijn blog, aan mijn roman waar ik helemaal opnieuw aan begon, aangezien mijn harde schijf was gecrashed tien dagen geleden.
Maar ik blijf er rustig onder. Frustrerend zijn de boetes die ik maandelijks moet betalen. What a waste. Een verkwisting aan papier. Bij boetes is dat verspilling van geld waar ik zwaar voor heb gewerkt. Verloren papier waar alles om draait. Het papieren geld dat ik nodig heb om boeken te laten drukken. Papier dat ik nodig heb om tekeningen te kunnen maken, om woorden te kunnen noteren. Alles draait vandaag om papier. Tien dagen geleden verloor ik papier. Nu ik opruim, vind ik mappen terug met afwijzingsbrieven van uitgeverijen, alweer papier. Ik bewaar ze. Weet u waarom? Omdat dingen veranderen. Woorden, mensen veranderen. Een afwijzingsbrief van vandaag kan mijn geluk zijn binnen zes maanden. Dus ruim ik op en schrijf ik verder. Ik neem een nieuw vel papier, waarop nieuwe woorden hun weg in het universum kunnen vinden. Wie weet waar ik binnen zes maanden sta. Wie weet hoe ikzelf ben veranderd binnen zes maanden. Wie weet hoe mijn bewogen liefdesleven zich dan aan me aandient. Want als ik schrijf, schrijf ik over de liefde. Over de liefde die ik geef aan mensen, opdat die op een dag zijn weg naar me terugvindt.
Afgelopen weekend werd ik geflitst, twee weken geleden ook. Gisteren had ik een autoboete omdat mijn parkeerticket over tijd was. De Vlaamse incassobureaus voor verkeersveiligheid en-boetes draaien op mijn uitjes. Telkens ik de deur uitga, heb ik steevast een boete. Ik wil ook altijd snel ergens heen, meestal ben ik op tijd, daar waar ik moet zijn. Ik wil er op tijd zijn, parkeer mijn auto ergens en vergeet soms een parkeerticket te nemen. Dan krijg je dus ook een boete. Zucht. Boetes. Brieven. Papier. Een mens gaat beter de deur niet meer uit, dan ben ik geen verloren geld kwijt. Dan maak ik zelf papier. Misschien komt daar nog eens wat van, wie weet.
maandag 4 oktober 2010
Vrije dag.
Vandaag had zij een geweldige dag. Ze had een vrije dag en verwende zichzelf van top tot teen, zoals zoveel vrouwen dat graag doen op hun vrije dag. Toen ze wakker werd leek de dag nochtans niet zo goed te beginnen. Ze heeft de vreselijkste buren die besloten om vanochtend om zeven uur nieuwe ramen te plaatsen. Als ze geen nieuwe ramen plaatsen, schreeuwen ze vaak tegen elkaar. Ze verstaat niet waarom koppels bij elkaar blijven die voortdurend schreeuwen. Haar buren hebben drie kinderen met tovenaarsnamen, ze denkt soms dat haar buurvrouw een heks is, want als ze geschreeuw hoort door de muren, is dat hoofdzakelijk de heks die ze hoort. Daarom, heeft ze de vreselijkste buren.
Maar ze had dus een geweldige dag, want haar jeugdvriendin die schoonheidsspecialiste is, nodigde haar ’s ochtends uit in haar salon, om haar te waxen, te verwennen, haar mooier te maken en intussen bij te praten, aangezien het al drie maand was geleden dat zij elkaar zagen. Dat vinden vrouwen geweldig: praten, kletsen, nieuwtjes en oudjes uitwisselen. Ze vertelde haar vriendin over haar nieuw lief, hoe geweldig ie wel is en hoeveel ze wel van hem houdt. Haar vriendin vroeg of ze geen foto van hem had. Ze toonde enkele foto's op haar digitale camera die ze altijd in haar tas draagt en vriendin vond dat hij ‘een echte vent’ is, die heel verliefd in de camera keek. Die echte vent belde haar, terwijl vriendin haar gezicht met een loep aan het pijnigen was om zwarte puntjes te verwijderen. Zij houdt nochtans niet van schoonheidssalons of kappers, ze vindt ze een noodzakelijk kwaad. Maar terwijl haar vriendin vertelde hoe haar zomervakantie was verlopen, besloot zij haar lief later op de dag te verrassen.
Zij hadden het samen over relaties, hoe ingewikkeld die soms zijn vandaag de dag. Hoe ze, nu ze in hun dertiger jaren waren, mensen tegenkwamen die al een heel leven hadden geleefd. Ze hadden het over hun leven, hun verleden die ze samen hadden gedeeld. Toen ze beiden eenentwintig waren, gingen ze op reis naar Turkije, waar ze een avond met een Vlaamse zanger op stap waren geweest. Die zanger zong niet meer, hij deed evenwel mee aan een realityprogramma op vt4 waar ze beiden niet naar keken. Zij kijkt bijna nooit tv, de tv staat vaak aan als ze alleen thuis is, terwijl ze het merendeel van de tijd tekeningen maakt of verhalen verzint. Ze houdt van sprekende mensen en luistert dan naar hun stemmen op de achtergrond.
Toen ze de nodige chit-chat hadden weggelachen met een koffie, reed ze naar de stad waar haar lief werkt. Samen gingen ze wat drinken. Als ze hem ziet, staat de tijd voor hen stil. De tijd zweeft tussen hen in en dekt hen toe met niks dan liefde. In hun ogen schuilt wie ze zijn en verdrinken ze in elkaar, ze zijn zielsverwanten, hij is zij en zij is hij. Toen zij elkaar ontmoetten voor het eerst, lag alles vast wat zij samen nog zouden beleven. Hun woorden vullen elkaar aan wanneer zij spreken.
Toen ze naar huis reed en Nat King Cole zacht ‘Smile’ hoorde zingen op de radio, dacht ze aan alle leuke dingen die ze al met hem beleefde. Herinneringen die ze samen maken, die haar dag zo geweldig maakte. Ook besefte ze dat de ene dag beter is dan de andere. Alles komt goed, dat moet. En toen ze thuis was gekomen en zich dompelde in een bad met warm water, haar ogen sloot en haar haren waste met L’Oréalshampoo, omdat ze dat waard is, glimlachte ze. Het was een doordeweekse maandag, die ze zelf bijzonder had gemaakt. En toen zij haar ogen sloot wanneer haar geurende haren haar kussen raakten, overliep ze haar dag in gedachten. De dag die eindigde waar die was begonnen. Maar nu was het stil en hun gevoerde gesprek zalfde haar lichaam zoet na, waarin mooie dromen omsloten lagen. Slaap zacht, fluisterde hij haar toe, slaap zacht, antwoordde ze.
zondag 3 oktober 2010
Niemand.
Vandaag is het zondag en zit jij in de Ardennen. Je nam de auto en reed ergens heen, weg van je vertrouwde omgeving. De zon schijnt, het is warempel al oktober en het is nog vierentwintig graden warm. In de auto bengelen tranen over je wangen, je hebt geen zakdoek. Je hebt geen kleenex. Je hebt niks dan jezelf. Er is niemand anders bij je. Soms is er niemand, die je als een deken rondom je slaat en je warmte geeft als je alleen bent. Niemand die de juiste troostende woorden fluistert. Niemand die luistert. Niemand die weet wat goed voor je is. Niemand die een oplossing biedt, waardoor je stopt met huilen. Je vraagt je af waarom je huilt. Je laat een cd van Coldplay in de cdspeler van je auto glijden. Twintig jaar geleden kwam de eerste cd op de markt. Je vraagt je af of je binnen twintig jaar nog cd’s zal beluisteren in je auto. Je vraagt je af waar je wil zijn binnen twintig jaar. Je voelt je intriest en verdrietig omdat je alleen bent en je niet alleen wil zijn, niet nu, niet op zo’n mooie dag. Je wil bij je geliefde zijn, je geliefde die voortdurend in je hoofd spookt, elke seconde, van zodra je je ogen opent en zelfs in je dromen, waar je afgelopen nacht droomde dat je in een tekenfilmachtig videoclipje speelde van Bonnie Tylers’ ‘I need a hero’. Je danste in een wei en je was gelukkig. Het leek alsof iedereen je kon horen en je held voor je neus stond, van zodra je wakker werd. Maar je held was er niet als je wakker werd. Je held ligt naast een andere vrouw, met zijn kinderen in de kamer ernaast, terwijl jij op je buik ligt met open mond en een bengelend voetje die uit het bed hangt. Ook is je held er niet, wanneer je je omdraait. Daar ligt slechts een leeg kussen, zoals je het al zoveel zag liggen bij het ochtendschemer in je kamer. Je staat op, ook al ben je nog moe en zou je allicht nog kunnen slapen. Maar het is een mooie dag, een dag om dingen te beleven, want je zit in de fleur van je leven. Je zit al tien jaar lang in de fleur van je leven. Je hebt een geweldig leven, je bent er dankbaar voor, maar Coldplay zingt dat je soms krijgt wat je wil, maar niet datgene wat je nodig hebt. Dat de tranen van je wangen stromen, dat je teveel verliefd bent om het los te laten. Dat je in achteruit zit geklemd en dat je er niet uit geraakt, kan het nog erger?
Zo erg is het allemaal niet. Je bent niet terminaal ziek, je bent niet de saaie trien die nog niks beleefde, je bent niet onknap, je zit niet in een uitzichtloze situatie, je hebt eten, drinken, ja, zelfs nog sigaretten in het handschoenkastje, ook al stopte je tweeëntwintig dagen geleden met roken. Je hebt veel, enkel je lief niet. Net datgene, wat je bij je wil, waar je ‘niemand’ mee wil delen. Je vraagt je af of het niet altijd zo zal zijn. Niemand is nooit volledig bij je, niemand is nooit volkomen gelukkig. Niemand denkt nooit eens niks. Niemand die voorzichtig handelt in de naam van de liefde. Niemand die kan rationaliseren, wanneer je zoveel van iemand houdt. Niemand die je kan zeggen of het allemaal goed komt en of het daadwerkelijk ook gebeurt. Niemand die je verhalen vertelt opdat jij ze kan schrijven en dat je gelezen wordt. Niemand die zag wat jij zag in de woestijn toen je probeerde je verleden achter je te laten. Niemand die in de toekomst kijken kan en je kan laten zien hoe die eruit zal zien. Niemand die echt praat, zodat woorden zelfs niet meer nodig zijn. Niemand.
Behalve jezelf. Hou van jezelf, voor je van iemand anders houdt. Hou van de zon die je huid verwarmt, ook al zit je achter een autostuur. Hou van je tranen die zout smaken. Hou van je goddelijk lichaam, duik niet met iedereen het bed in. Hou van jezelf. Alle waarheid ligt in jezelf. Alleen jij weet wat je nodig hebt, niemand anders. Niemand.